1990, mijn geboortejaar. Het is ongelofelijk hoe ik de welvaart sindsdien zien toenemen heb. Neem eens een kijkje op gapminder.org. De kans is groot dat je er van versteld zal staan hoe groot de positieve evolutie is die de mensheid gemaakt heeft, op zowat elk vlak. En dat in alle uithoeken van de wereld.
Maar komt er niet stilaan een einde aan dit mooie liedje? Want je zal het misschien gemerkt hebben: de prijzen stijgen snel. Er is dus inflatie. En het is al van de jaren ’70 geleden dat die inflatie zo stijl omhoog ging. Overal hoor en lees je dat alles duurder en duurder wordt. Hoe kunnen we dan alles blijven betalen? Het is dan toch gedaan met onze welvaart? Laat staan dat er van financiële vrijheid nog iets in huis zal komen…
Ok, laten we toch even de krantenkoppen zijn voor wat ze zijn en zien hoe het precies zit.
Prijsstijgingen zijn op zich niet zo ongewoon. Prijzen stijgen eigenlijk al van zolang geld bestaat. Laten we gewoon eens naar onze eigen munt kijken, die nog vrij jong is. Sinds de euro in 1999 ingevoerd werd, heeft ze ongeveer 38 % van haar waarde verloren. We kunnen met eenzelfde euro dus 38 % minder van hetzelfde kopen, op 23 jaar tijd. Dat is waanzinnig (en meteen ook de reden waarom geld een barslechte investering is).
Wat is het mechanisme achter die waardedaling?
Heel simpel gesteld: inflatie ontstaat als de vraag naar bepaalde producten of diensten stijgt ten opzichte van het beschikbare aanbod.
Concreet kan een sterke inflatie verschillende oorzaken hebben. Stel je voor dat alle landbouwers ter wereld van vandaag op morgen het werk neerleggen. Aangezien 8 miljard mensen moeten eten, zou de prijs van de weinige voedingsproducten die nog beschikbaar zijn, waarschijnlijk meteen de hoogte inschieten. Of beeld je in dat onze centrale bank morgen voor elke Europeaan 1 miljard euro bijdrukt en uitdeelt (wat het in principe zou kunnen). Iedereen miljardair dus. Maar aangezien het aanbod van alle producten en diensten gewoon hetzelfde blijft, zou er in de praktijk niemand echt rijker worden.
De stijgende prijzen die wij vandaag overal zien, zijn het gevolg van een mix van die oorzaken. Zo is er meer vraag naar werk dan dat er aanbod is, waardoor de prijs van arbeid stijgt. Centrale banken en overheden hebben er de laatste jaren via allerlei manieren voor gezorgd dat de geldhoeveelheid sterk steeg. En dan is er uiteraard nog de val in het aanbod van energie, terwijl de vraag zich niet meteen aan dat dalende aanbod aanpast.
De olifant in de kamer: de energieprijs.
Het lijkt er op dat we onze grote boosdoener gevonden hebben. Maar hoe groot is het probleem van een stijgende energieprijs? Als energie doorheen de tijd duurder wordt (wat duidelijk zo is) en dat effectief leidt tot een daling van onze welvaart, dan zou het ons steeds meer moeite moeten kosten om de energie te verwerven die nodig is om aan identiek dezelfde behoeftes te voldoen.
We moeten dus een product nemen waar we energie voor nodig hebben, dat doorheen de geschiedenis dezelfde behoeften bevredigt en tegelijk makkelijk meetbaar is. Artificieel licht is daarvoor een perfecte kandidaat.
Eén uur werk aan het gemiddelde loon op elk van deze tijdstippen in de geschiedenis leverde het volgende op*:
- Het jaar 2000 voor Christus: 24 lumen / uur (sesamolielamp)
- 1800: 180 lumen / uur (kaarsen)
- 1880: 4400 lumen / uur (kerosinelamp)
- 1950: 531.000 lumen / uur (gloeilamp)
- 2010: 8.400.000 lumen / uur (spaarlamp)
- Vandaag: geen exacte cijfers gevonden, maar ledlampen zijn nog eens zoveel efficiënter (makkelijk een efficiëntiewinst van 90 % t.o.v. de spaarlamp)!
Om het beeld even scherp te stellen: voor de lichtsterkte die een 18w spaarlamp je vandaag een uur lang geeft, moet je ongeveer een halve seconde werken * (aan een gemiddeld inkomen). In 1800 moest je om dezelfde hoeveelheid licht met een kaars te bekomen ongeveer 6 uur werken. Vandaag moeten we dus maar liefst 43.200 keer minder arbeid leveren voor dezelfde hoeveelheid licht (met een ledlamp zal het nog zoveel beter zijn). En dan hebben we het nog niet over het feit dat de werkomstandigheden waanzinnig verbeterd zijn en dat het gebruik van ledverlichting ongelofelijk veel handiger en veiliger is dan het gebruik van kaarsen…
En dat alles gebeurde tijdens periodes van enorme geldontwaarding. Wanneer er dus beweerd wordt dat stijgende prijzen zorgen voor een verlies van onze welvaart, wordt er een belangrijk element over het hoofd gezien: het waanzinnige tempo waarmee we constant innoveren. Veel van de producten en diensten die vandaag beschikbaar zijn, stijgen in prijs, maar bestonden pakweg 10 jaar geleden zelfs niet eens. Bij sommige producten en diensten is het tempo waaraan geïnnoveerd wordt zo hoog, dat de prijzen ondanks de druk van de stijgende vraag en geldcreatie zelfs jaar na jaar dalen (denk aan elektronica, bankproducten,…).
Die innovatie gebeurt zo geruisloos en geleidelijk, dat het makkelijk aan onze aandacht ontsnapt. Maar denk er eens even over na: onze munt verloor 38 % van haar waarde op slechts 23 jaar tijd. We zijn in die periode geen 38 % van onze welvaart verloren. Integendeel natuurlijk, op zowat elk vlak is onze vooruitgang gedurende diezelfde periode naar historische normen gewoonweg enorm.
En de kans is zelfs groter dat de innovatie in deze periode van hoge inflatie nog een versnelling hoger schakelt.
Inflatie als bron van innovatie
Een sterke inflatie kan innovatie zelfs een enorme boost geven. Stel: je koopt altijd de frisdrank van merk A. Van de ene dag op de andere verhoogt merk A zijn prijs heel sterk, bv. omdat de productiekosten gestegen zijn. De kans is groot dat je deze frisdrank links laat liggen en gaat voor frisdrank B, C of D. Wanneer dat gebeurt, zal de producent van frisdrank A geen geld meer verdienen en genoodzaakt zijn om een manier te zoeken om zijn product terug verkocht te krijgen. Dat kan door de frisdrank beter te maken dan die van de concurrentie (innovatie) of een poging te doen om kosten te besparen, waardoor het druk zet op zijn leveranciers om zelf te innoveren.
En zelfs als alle frisdranken te duur worden voor de consument en daardoor misschien zelfs uit onze rekken verdwijnen, is er niet meteen een groot probleem. Dat producten verdwijnen, staat niet perse gelijk aan verlies van welvaart. Het gebeurt doorheen onze geschiedenis constant. Niemand zou er vandaag een probleem mee hebben dat olielampen onbetaalbaar of niet meer beschikbaar zijn. Hetzelfde voor recentere uitvindingen als typmachines, faxapparaten, cassettes, antwoordapparaten, telefooncellen, uurwerken,…
De immense voordelen die al die verdwenen producten ons ooit opleverden, zijn niet verdwenen. Door innovatie hebben we gewoon een efficiëntere manier gevonden (lees, manier die ons minder moeite kost) om onze behoeftes te bevredigen (bv. alle bovenstaande verdwenen producten kunnen nu vervangen worden door één simpele smartphone).
Is inflatie een obstakel om financieel vrij te worden?
Ook voor wie op weg is naar financiële vrijheid, of het al is, stijgen de prijzen. Maar die impact is in principe klein. Ten eerste heeft een stijging van een aantal procenten veel minder effect als je sowieso niet veel geld uitgeeft. Een stijging van 10 % op een winkelkar van € 500 betekent in pure euro’s een stijging van € 50. Als die winkelkar je vroeger maar € 100 kostte, is de bijkomende kost maar € 10. Als je jezelf de goede gewoonte aangeleerd hebt om geen geld uit te geven aan zaken die je leven niet beter maken, is de kost van de inflatie in veel gevallen verwaarloosbaar.
Daarnaast zitten we voorlopig in een periode waar arbeid ook schaars is. Als je hard kan / wil werken en bepaalde vaardigheden bezit die gewild zijn, is de kans groot dat de prijs die je voor je arbeid kan krijgen, ook stijgt. En in een rijke samenleving als de onze is die toename in euro’s vaak veel hoger dan wat er uitgeven wordt aan de prijsstijgingen (zeker als je minder uitgeeft dan er binnenkomt).
Misschien bezit je ondertussen ook aandelen van bedrijven, waarschijnlijk via een indexfonds. Als aandeelhouder ondervind je over het algemeen weinig schade van inflatie. Heel wat bedrijven kunnen hun gestegen kosten doorrekenen aan hun klanten en dus hun inkomsten laten stijgen. Bedrijven die dat niet kunnen (bv. omdat hun producten niet meer gewild zijn), kunnen marktaandeel verliezen of failliet gaan. Maar dan wordt dat gat opgevuld door andere bedrijven, die daardoor uiteindelijk hun marktwaarde vergroten. Voor wie een indexfonds met duizenden bedrijven bezit, is er ondanks de mogelijke schommelingen in prijs die eigen zijn aan aandelen, dus weinig aan de hand.
En ook voor wie net als ons ook geld geleend heeft voor een appartement of huis om te verhuren, is in principe goed af. Het af te betalen bedrag blijft uiteraard gelijk, terwijl je inkomsten (huur en loon) in tijden van inflatie kunnen stijgen.
Toch is inflatie niet helemaal onschuldig
Als je nog voor deze periode met sterke inflatie al de principes van deze blog volgde, is er dus weinig aan de hand. Maar een inflatie die volledig ontspoort, houdt wel degelijk risico’s in. Prijsstabiliteit is belangrijk voor de stabiliteit van ons systeem in het algemeen. Als prijzen elke dag met tientallen procenten zouden stijgen (of dalen), creëert dat allerlei problemen en onrust, iets wat we bijvoorbeeld in landen als Venezuela en Zimbabwe gezien hebben. En dat is precies waar de meeste overheden en centrale banken voor op hun hoede zijn. Daarom zie je stilaan overal dat de rentes opgetrokken worden. Op die manier wordt het bv. minder interessant om te lenen, en komt er dus minder geld in het systeem. Dat zou de vraag moeten afremmen, waardoor de kans vergroot dat de sterke prijsstijgingen afnemen.
De kans dat een sterke inflatie roet in het eten strooit, is dus minimaal. En daarom is een periode van hoge inflatie, net zoals de meeste economische fenomenen, iets wat komt en gaat. En dat terwijl onze samenleving, bijna onopgemerkt, op zoveel vlakken steeds rijker en welvarender wordt.
* De cijfers komen uit het fantastische boek van Matt Ridley: The Rational Optimist. Ze zijn vermoedelijk gebaseerd op de elektriciteitsprijzen en de inkomens in het Verenigd Koninkrijk van rond het jaar 2010. En waarschijnlijk worden een aantal andere kosten niet meegerekend, bv. de belastingen en de subsidies die energiebedrijven krijgen. De cijfers zijn dus vermoedelijk geen exacte weergave van de realiteit (maar dat zal uiteraard geen noemenswaardige verschillen opleveren).